ANALYSE – Een cursist die een cursusovereenkomst na drie maanden heeft opgezegd, wordt verplicht het volledige cursusgeld te betalen. Kan dat door de beugel?

Aansprakelijkheidsrecht advocaat Gea Flapper van AMS Advocaten bespreekt een recent arrest van de Hoge Raad waarin deze vraag voor lag.

Een cursist heeft zich in augustus 2012 ingeschreven voor het eerste jaar van de dagopleiding Mbo hotelmanagement bij een particuliere onderwijsinstelling. Op deze studieovereenkomst, die aan te merken is als overeenkomst van opdracht, zijn de algemene voorwaarden van de onderwijsinstelling van toepassing verklaard.

In de algemene voorwaarden van de onderwijsinstelling is een annuleringsbeding opgenomen. Hieruit volgt: “Bij annulering na 31 augustus 2012 (..) is de student 100% van het cursusgeld verschuldigd” en “De ingeschrevene kan de overeenkomst te allen tijde opzeggen. Tussentijdse beëindiging, leidt ongeacht de reden ervan, niet tot restitutie van het door de ingeschrevene verschuldigde bedrag of tot het vervallen van de betaalplicht daarvan.”

Het cursusgeld bedroeg 12.600 euro, waarvan de cursist inmiddels al ruim 11.800 euro aan de onderwijsinstelling had voldaan.

Cursist stopt na 2,5 maand

Vanwege zijn psychische gesteldheid, zag de cursist zich na 2,5 maand genoodzaakt de opleiding te beëindigen. De cursist vorderde hierop terugbetaling van het bedrag van 8.838,90 euro, aangezien hij slechts 2,5 maand de opleiding had gevolgd.

De cursist stelde dat het annuleringsbeding in de algemene voorwaarden van de onderwijsinstelling nietig was en dat de onderwijsinstelling slechts aanspraak zou kunnen maken op een redelijke vergoeding van loon en onkosten.

Onderwijsinstelling eist betaling volledige cursusgeld

De onderwijsinstelling zag dit anders. Zij hielden mede vanwege precedentwerking vast aan de studieovereenkomst en wilden niet afwijken van het annuleringsbeding. Ook bij voortijdige beëindiging was de cursist verplicht het volledige cursusgeld te betalen. De vraag die uiteindelijk voorlag aan de Hoge Raad was of het annuleringsbeding aan te merken was als een onredelijk bezwarend beding.

Het ging in deze zaak om een overeenkomst tussen een professional (de onderwijsinstelling) en een consument (de cursist). Omdat de wetgever de consument als zwakste partij in het bijzonder wil beschermen, gelden in dat geval dwingendrechtelijke regels waar niet ten nadele van consumenten van kan worden afgeweken.

Om te bepalen of er sprake was van een onredelijk beding, hangt af van de vraag of er een aanzienlijke verstoring van evenwicht is veroorzaakt tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen.

Wat zegt de wet?

Uit de studieovereenkomst volgde dat de cursist enerzijds de overeenkomst te allen tijde kon opzeggen, maar dat hij anderzijds wel het cursusgeld volledig verschuldigd was. Hiermee zou geen sprake zijn van een reële mogelijkheid tot (tussentijdse) opzegging. Het annuleringsbeding is dan ook strijdig met de geest van de wetsartikelen die van dwingend recht zijn die bepalen dat een consument een overeenkomst te allen tijde kan opzeggen en dat bij een voortijdig einde van een overeenkomst in beginsel slechts een redelijk loon verschuldigd is.

Onredelijk beding

In de verhouding tussen de onderwijsinstelling en de cursist is dan ook geoordeeld dat het annuleringsbeding een onredelijk beding is en dat dit beding zal worden vernietigd. Dit houdt in dat de onderwijsinstelling geen beroep meer kan doen op het annuleringsbeding en dus niet het volledig cursusgeld van de cursist kan vorderen.

Geoordeeld is dat de onderwijsinstelling slechts recht heeft op een naar redelijkheid vast te stellen deel van het loon. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de reeds door de onderwijsinstelling verrichte werkzaamheden, het voordeel dat de cursist daarvan heeft en de grond waarop de overeenkomst is beëindigd.

Nu de cursist de overeenkomst tegen 1 december 2012 had opgezegd en dus in totaal drie maanden onderwijs heeft kunnen volgen, is het loon vervolgens vastgesteld op 12.600/4 maanden, ofwel 3.150 euro.

De onderwijsinstelling moest dan ook genoegen nemen met voornoemd bedrag dat kan worden aangemerkt als zijnde een redelijk loon.

Gea Flapper heeft rechten gestudeerd aan de Rijksuniversiteit Groningen en is sinds oktober 2017 verbonden aan AMS Advocaten. Gea is gespecialiseerd in het aansprakelijkheidsrecht en voltooide in juni 2017 met succes de Grotius specialisatieopleiding Onderneming & Aansprakelijkheid. Daarnaast adviseert, onderhandelt en procedeert Gea op het gebied van het brede ondernemingsrechtcontractenrechtbeslag- en executierecht en incasso.